BILJARTCOMPETITIE ZUID-OOST  DRENTHE

 

 B) Spelregels

1.Om de aanvangsstoot wordt getrokken. Vanaf de afstootlijn stoten beide spelers gelijktijdig hun toegewezen bal kaatsend naar de verst verwijderde korte band. De speler van wie de bal het dichtst bij de korte band bij de afstootlijn terugkeert (waarbij deze band geraakt mag worden) mag bepalen wie er moet beginnen met de acquitstoot.

2.De aanvangsstoot moet van rood gespeeld worden. Hierbij liggen de ballen op de acquitten. De rode bal op het bovenacquit, de bal van de tegenstander op het benedenacquit. De speelbal op het linker- of rechteracquit.

3.Onder een carambole wordt verstaan het met de speelbal raken van beide andere ballen, nadat de speelbal in beweging is gebracht door een, eenmaal met de pomerans van de keu, toegebrachte stoot.

4.Een carambole is geldig nadat alle ballen tot stilstand zijn gekomen en er geen fout is gemaakt.

5.Alleen de arbiter beslist of een carambole geldig is.

6.Wanneer de speelbal tweemaal is geraakt is de carambole niet geldig en moeten de ballen in de oorspronkelijke positie worden teruggelegd en is de beurt aan de tegenstander.

7.Wanneer per ongeluk een andere bal geraakt wordt dan de speelbal is er sprake van touche en is de tegenstander aan de beurt.

8.Wanneer met een andere bal dan de speelbal gespeeld wordt is de carambole niet geldig en is de tegenstander aan de beurt. Neemt de arbiter deze fout niet waar, dan zijn zowel de schrijver als de tegenstander gerechtigd de arbiter op deze fout te attenderen. Wordt deze fout pas na een aantal gemaakte caramboles opgemerkt, dan blijft het aantal gemaakte caramboles staan en vervalt alleen de laatste carambole waarbij de overtreding is geconstateerd.

9.Als niet alle ballen tot stilstand gekomen zijn en er al afgestoten wordt is er sprake van bewegende bal en is de carambole niet geldig en is de tegenstander aan de beurt.

10. Bij het vastliggen van de speelbal wordt er opnieuw opgezet of er wordt vanaf de band gespeeld zodat de vastliggende bal bij de afstoot niet geraakt wordt.

11. Maakt de keu bij de afstoot contact met meer dan 1 bal dan telt de carambole niet.

12. Loopt er iemand per ongeluk tegen de keu van de speler als deze een carambole wil maken en de ballen worden hierbij van positie veranderd, dan dienen de ballen in hun oorspronkelijke positie te worden terug gebracht en kan de speler doorgaan met zijn serie.

13. Als er 1 of meerdere ballen het biljart verlaten,(dit is reeds het geval als de omlijsting van het biljart met de bal geraakt wordt) dan begint de tegenstander met de aanvangsstoot.

14. Bij het stoten moet steeds één voet aan de grond blijven. Bij het stoten is het toegestaan om hulpmiddelen te gebruiken zoals keuverlengingen en de vork. Dit is de stok met de vier kruislings geplaatste pootjes. Enige eis is dat de pootuiteinden het laken niet kunnen beschadigen

15. Bij het spelen mag naast de speler die aan de beurt is ALLEEN de arbiter bij het biljart staan. De arbiter neemt hierbij een positie in zodat het de spelers niet hindert, en tevens een dergelijke positie zodat hij het maken van een geldige carambole goed kan zien. (Als arbiter treedt normaal een speler van de thuisspelende partij op ; dit zijn normaliter geen gediplomeerde arbiters)

16. Heeft de arbiter voor 1 van spelers de laatste te maken carambole van het voor deze speler vastgestelde aantal te maken caramboles geteld, dan is deze speler winnaar van de partij. Heeft deze speler een beurt meer gebruikt dan de andere speler, dan heeft de andere speler nog recht op de gelijkmakende beurt. Deze speler begint dan weer met de acquitstoot. Behaalt deze speler in de gelijkmakende beurt eveneens het voor hem vastgestelde aantal te maken caramboles, dan is de partij gelijk geëindigd.